Hebben schapen te lijden tijdens wedstrijden? zie medische rapport

Om is een uitsluitsel te krijgen wat er gebeurd bij een wedstrijd met de schapen wat betrefd het vermogen, is er een medisch onderzoek geweest tijdens de Hanze Trial 2007 met outruns van 250, 325 en 400 meter.

Het verslag staat hieronder.

Topsport-schapen keuren in Zwolle

Zaterdag 17 maart moesten we vroeg ons bedje uit op weg naar boerderij “de oude Mars” te Zwolle. Via een dierenarts die met zijn border Collie bij dhr. Dick heeft getraind zijn we gevraagd de conditie van de schapen eens te onderzoeken. Niet de bevleesdheid maar het uithoudingsvermogen!

De schapen van Dick, schoonebekers en Drentse Heideschapen, worden namelijk bijna elke week gebruikt bij trainingen of een aantal wedstrijden met border collies, die dan met behulp van hun ‘handler’ de schapen drijven door een parcours. Dick wilde weten of de schapen het werk aankonden en of het een probleem vormt als hij de schapen twee afstanden op een dag laat lopen. Wij waren vonden het wel leuk deze tak van sport eens van dichtbij te zien, maar betwijfelden vooraf sterk of het bepalen van de sportconditie van een schaap wel zou lukken, en uberhaupt wel mogelijk was!

Onze opzet van dit kleine experiment was als volgt: we meten hartfrequentie, ademfrequentie en temperatuur van de schapen. Dit met behulp van fonendoscoop en thermometer. Ik heb deze metingen voor de start gedaan en Giliam direct na aankomst van het koppeltje schapen en vijf minuten later nog eens.

De schapen zijn voor vertrek allemaal (zo’n honderd, afhankelijk van het aantal deelnemers op de afstand) in een pen ( wat hekken in de wei die een afscheiding vormen) gevestigd. Daaruit worden telkens koppeltjes van vier gescheiden die dan in twee kleinere pen’s blijven tot start van de afstand. In elke kleine pen zat dus een koppeltje van vier. Dit waren twee schoonebekers en twee Drentse heideschapen, of vier Drentse heideschapen.

Bij de “outrun” van deze dag werd er op drie afstanden een parcours afgelegd, ’s Ochtends 250 meter, later op de dag 325 en 400 meter. In de ochtend hebben we van een aantal koppels telkens een schaap gemeten (1 was haalbaar ivm tijd tussen het arriveren van twee koppeltjes en het “gemak” waarmee het schaap zich laat meten). Dit was de korte afstand. Bij mijn metingen vond ik waarden die vaak wat boven de referentie waarden lagen. Dat is begrijpelijk vanwege de stress die tijdelijk ontstaat door het scheiden van de vier schapen van de grotere koppel en door mijn aanwezigheid en de metingen die ik deed. Zowel ademhaling als hartslag moest met de fonendoscoop gemeten worden, en ik had het vaakst succes aan de rechter kant van het schaap. Het bleek telkens even zoeken voor je duidelijk het een of het ander goed genoeg kon horen, en ivm de frequentie en het ongeduld van et schaap was 10 sec. tellen het meest realistisch. Dit hebben we met zes vermenigvuldigd om de minuutwaarden te bepalen. De temperatuur meten werd niet altijd als even aangenaam ervaart door de schapen (hoezo raar?), en voegde ook niet echt wat toe aan ons latere resultaat dus daar vertel ik niets over.

Als de start-meting klaar was en het schaap gemerkt werd het koppeltje losgelaten als de wedstrijdhond en -baas gereed waren. Het koppeltje word dan door enkele hulpen, zgn ‘opzetters’ met hond en stok, naar het startpunt gebracht op 250 meter. De handler en hond die de wedstrijd lopen staan aan de andere kant van het veld, op 250 m. De hond wordt dan weggestuurd om het koppeltje schapen op te halen. Dit alleen al is heel bijzonder om te zien omdat iedere hond zijn eigen omweg bedenkt zodat ie de schapen supersnel en ongezien van achter kan benaderen, via een boog dus. Als de hond dan achter de schapen is, op een afstand van ongeveer 10 meter, sluipt ie naar de schapen zodat deze beginnen te lopen in de richting van de baas. Dit heet de “lift”. Die handler geeft met fluitsignalen de hond instructies. De hond moet de schapen zonder twijfelen of te hard rennen in een rechte lijn richting de eerste “fetchpoort” drijven. Hierbij mag ie het contact met de schapen niet verliezen. De fetch is dus de afstand die in de rechte lijn wordt afgelegd tot passage van die hekken. Daarna moet de rest van het parcours worden afgelegd; “drive” waarbij de schappen tussen twee hekken door moeten en dan het onderdeel “shedden en singlen”. De hond moet één van de schapen van de groep kunnen afscheiden en onder controle houden. Dit doet naast specifieke sheddingvaardigheden, een sterk beroep op balansgevoel, overwicht en kracht.

Als dat is gelukt moet het koppeltje gezamenlijk in een pen gedreven worden (een pen is 1,80 meter bij 2,70 meter. Het beweegbare hek is voorzien van een touw of koord van 1,80 meter lang). Vanaf het moment dat de handler het koord van de pendeur vast heeft, mag hij die – op straffe van diskwalificatie – niet meer loslaten totdat de pen voltooid is. Als dit lukt stopt de tijd en zijn de schapen klaar.

Die werden door Giliam opgevangen in een kleine pen, en direct werd het gemarkeerde schaap gemeten. Dit nog een keer na vijf minuten. Daarna kon het koppeltje bij de ander schapen die klaar waren in een grotere pen. De handler en zijn hond worden dus beoordeeld op goed en vlot verloop van het parcours, gehoorzaamheid van de hond, en juiste instructies en handelen van de baas. Dit levert punten of strafpunten.

Een aantal schapen die we in de ochtend hebben gemeten na 250m liepen ’s middags weer (maar nu dus 400m) waardoor we mooi konden zien of twee afstanden op een dag de herstelperiode verlengde of niet. Een ander deel van de schapen liep alleen de 400 ’s middags. Wat we als conclusie uit onze metingen hebben gevonden is dat de schapen dus iets boven de referentie waarde startten, en na aankomst er bij de eerste meting een duidelijk verhoogde hartslag en ademfrequentie was te meten, die echter al tijdens het meten merkbaar daalde. Vijf minuten na aankomst waren de waarden weer terug gekeerd naar de begin waarden of zelfs lager, dat wil zeggen binnen de referentiewaarden. Hieruit kun je volgens ons wel stellen dat deze schapen een uitstekende conditie hebben. De ademfrequentie was niet in alle gevallen bruikbaar, de hartfrequentie was wel een goede parameter. De schapen die ’s ochtend en ’s middags hebben gelopen waren ook binnen vijf minuten weer terug naar normaal, alleen nam je bij de eerste meting direct na aankomst nog niet de daling waar, dus verliep die in de eerste minuten iets langzamer dan bij de schapen die maar een keer liepen. Omdat ook deze schapen dus weer na vijf minuten volledig hersteld waren denken we dat het geen zware belasting is als de schapen twee afstanden op een dag lopen. (zie grafiek)

Wat ons ook opviel was dat als de schapen na het meten in de grotere pen zaten ze bijna allemaal na een tijdje rustig wat lagen te herkauwen of wat graasden.

Wat betreft welzijn is het gebruik van de schapen voor deze training en wedstrijden niet aantoonbaar negatief. Er wordt ook in de wedstrijdregels goed rekening gehouden met welzijn; er is al een diskwalificatie als de hond fysiek contact met de schapen heeft. Alleen als het schaap de hond aanvalt mag die zich verdedigen dmv een “nip”: met open bek tegen het schaap stoten maar zeker niet vastgrijpen! Als de hond ter verdediging van zichzelf het schaap grijpt, of harder bijt dan treedt er toch diskwalificatie op.

Tot slot nog een kleine uitleg hoe deze honden zo slim zijn geworden. Vanuit de evolutie is de border collie het ras wat het laagst in rang staat en altijd de prooi naar de a- male en female toe drijft. Daarom laat de hond zich zo goed trainen. Het begint met het aanleren van allerlei commando’s en fluitsignalen waarmee de hond de schapen naar de baas leert drijven. Als dit goed lukt, de hond luistert goed en gaat goed met de schapen om, dan komt er een moeilijk omslag punt in de training. De hond moet leren de schapen van de baas af te drijven. Uiteraard druist dit volledig tegen zijn instinct in. Na vele uren, dagen, weken trainen zal bij een goede hond het kwartje vallen. We hebben echter zaterdag een in onze ogen fantastische hond gezien, die na wat vragen bleek geen wedstrijden te kunnen doen omdat ie te slim was en teveel zelf uitvoerde. De schapen liepen bij hem dan ook geen halve centimeter uit de richting die de hond voor ze bedacht had!!!

Zoals in de grafiek te zien is liggen de 5-min waarden en startwaarden dicht bij elkaar.

Dierenartsen Lindsay van de Ven en Giliam van der Straaten